'Zeeuwen moreel verplicht om inwoners St. Maarten te helpen'
In één van caissons van het Watersnoodmuseum is een nis gewijd aan de buitenlandse hulp die Zuid-West Nederland ontving na de vernietigende storm in de nacht van 31 januari 1953. Volgens Ria Geluk valt op dat ook veel arme landen goederen en geld gaven. Zo is te zien dat Birma (Myanmar) 147.000 Franse Francs schonk.
De Antillen lieten zich ook niet onbetuigd: Kleding, dekens, suiker en koffie, zaklantarens en bestelwagens kwamen van de overzeese gebieden. De waarde die dat vertegenwoordigde was toen 166.383 gulden.
Geluk herinnert zich ook nog een aantal Surinaamse dames die in het kader van een uitwisseling op bezoek kwamen in Ouwerkerk. Daar vertelden ze dat ze begin 1953 elke maandag een cent meenamen naar school om die in een collectebus te doen. Jaap Schoof, oud-directeur van het museum, weet nog te vertellen dat er een Antilliaanse schilder zijn werken beschikbaar stelde, en hoewel er geen Rembrandt in de man school, de opbrengsten van zijn werk aan de Zeeuwen liet.
Ria Geluk vindt het een plicht om de mensen op Sint Maarten te helpen:"In de eerste plaats omdat het een deel van Nederland is. Ten tweede, in het licht van de hulp die wij mochten ontvangen toen, en de mate van welvaart die we nu hebben, zullen we deze mensen moeten steunen". Ze zegt dat het belangrijk is dat er snel geld moet worden gestort om het ergste leed te verlichten:"Het is heel erg, maar over een half jaar zijn we het alweer vergeten".