Zeeuwse brandweer vaak te laat, maar kloppen de richtlijnen wel?


Zeeland staat daarin zeker niet alleen, van alle brandweerregio's is er maar één die de normen wel haalt. Volgens voorzitter Jan Lonink bewijst dit rapport dan ook vooral dat de huidige normen niet haalbaar zijn.
'Sneller dan nu ter plaatse komen gaat niet'
De minister van Justitie en Veiligheid roept in een reactie op het rapport op tot het vaststellen van een nieuwe realistisch systeem voor opkomsttijden, dat beter aansluit bij de praktijk. "Binnen de brandweer in Nederland is men blij met deze uitkomst, omdat sneller dan nu ter plaatse komen gewoonweg niet gaat", aldus Lonink.

Onderdeel van het probleem is dat voor zaken als een woningbrand de landelijke richtlijnen voor opkomsttijden nog uitgaan van de brandweerwagens met een bemanning van zes, de TS6. Voor de landelijke richtlijnen telt de opkomsttijd dus pas als er zes brandweerlieden ter plaatse zijn.
Tweede voertuig
In Zeeland wordt op verschillende plekken al gebruik gemaakt van brandweerauto's met een bemanning van tenminste vier, de nieuwe TS, kortweg NTS. Die nieuwe brandweerauto's worden de komende tijd op meer posten in gebruik genomen. De Veiligheidsregio Zeeland telt zelf de opkomsttijden vanaf het moment dat de NTS ter plaatse is, maar voor de landelijke richtlijnen telt de opkomsttijd vanaf het moment dat een tweede voertuig aankomt, wat het totaal op zes brandweerlieden of meer brengt.
In sommige gevallen is de NTS dus snel ter plaatse en heeft de brand of andere calamiteit ook snel afgehandeld, maar wordt ten opzichte van de landelijke richtlijnen de opkomsttijd niet behaald. In het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid staat daarover het volgende:
<p>Hoewel de eerste eenheid (veelal een NTS) meestal sneller bij het brandadres blijkt te zijn dan voorheen de TS6, arriveert de tweede eenheid (die de slagkracht van de TS6 completeert) vaak later. Echter, de eerste eenheid blijkt in veel gevallen in staat te zijn het incident zelfstandig af te handelen. In sommige gevallen kan dit dus leiden tot een betere brandweerzorg aan de burger, in andere gevallen mogelijk tot een lichte aantasting daarvan.</p>
De landelijke richtlijn van achttien minuten rijtijd werd in 2014 door de Zeeuwse brandweer maar in 39 procent van de gevallen behaald. In 2015 lag dit rond de 58 procent. Wanneer de eigen richtlijnen van de de Veiligheidsregio Zeeland worden gehanteerd, was de Zeeuwse brandweer in 2015 in 72 procent van de gevallen op tijd.
Advies: normen aanpassen
Het rapport adviseert de landelijke overheid om de normen voor de opkomsttijden aan te passen aan de recente ontwikkelingen en aan de specifieke omstandigheden per regio. De inspectie schrijft daarover:
<p>Het kan echter niet de bedoeling van de wetgever zijn dat het in de praktijk wel of niet halen van de vastgestelde opkomsttijden een vrijblijvende kwestie is. De regio's dienen zich naar oordeel van de Inspectie in te spannen om de gerealiseerde opkomsttijden beter te laten aansluiten bij de vastgestelde opkomsttijden. Dit kan door de gerealiseerde tijden te verbeteren of door opkomsttijden vast te stellen die realistisch haalbaar zijn en hierbij de risicobeperkende maatregelen die worden getroffen te betrekken.</p>
Lonink is blij met dat advies. "Wij kijken uit naar de landelijke ontwikkeling om naar gebiedsgerichte opkomsttijden te gaan. Daarmee doen we recht aan de prestaties van onze brandweermensen en aan de zorg voor en veiligheid van inwoners en bezoekers in Zeeland", aldus Lonink.
Beloofde trainingen
In het regionale rapport over Zeeland spreekt de inspectie ook een zorg uit over de veiligheid van het personeel. Niet alle brandweerlieden die de NTS bemannen zouden alle beloofde trainingen hebben ontvangen. Maar volgens Lonink is die zorg inmiddels niet meer gegrond.
"De posten die sinds een maand uitrukken met de nieuwe TS en de omliggende posten zijn inmiddels opgeleid om veilig te kunnen optreden met dit nieuwe voertuig. Dit was nog niet het geval ten tijde van het onderzoek van de Inspectie JenV", aldus Lonink.
'Trots op de prestaties'
Al met al is Lonink te spreken over het rapport. "Ik onderschrijf de bevindingen in het rapport. Het biedt handvatten voor de toekomst. Sinds de Inspectie in 2016 onderzoek heeft gedaan bij VRZ zijn al de nodige stappen gezet. Ik ben trots op de prestaties van onze brandweermensen, die 24/7 paraat staan in Zeeland."

Toch is er op het gebied van het gevoel van veiligheid onder de brandweerlieden nog veel te winnen, zo lijkt het. In het rapport zijn namelijk ook de resultaten opgenomen van een enquête onder het brandweerpersoneel, waaruit blijkt dat nog niet alle brandweerlieden evenveel vertrouwen hebben in de NTS.
'Onveiliger'
Van het brandweerpersoneel dat met de NTS uitrukt, zegt 24 procent dit niet onveiliger te vinden dan de TS6. Van de ondervraagde brandweerlieden zegt 51 procent dat zij de NTS wél onveiliger vinden dan het optreden met een TS6 en 25 procent zegt hierover 'geen uitgesproken mening' te hebben.
Verder blijft ook de bezetting van de brandweer in Zeeland een zorg. Het blijkt erg lastig om genoeg betaalde en vrijwillige brandweerlieden aan te trekken, staat in het rapport.
Hoog op de politieke agenda
"Vrijwilligers blijven uitermate belangrijk voor goede brandweerzorg, zeker in een regio als Zeeland", bevestigt Lonink. "Overdag is de beschikbaarheid van deze brandweermensen, die dit in hun vrije tijd of in overleg met hun werkgever kunnen en willen doen, ook in onze regio een zorgelijk punt. Ik onderschrijf de reactie van Brandweer Nederland dat men blij is dat de minister dit thema nu ook hoog op de politieke agenda heeft geplaatst."